"Dan maak je maar zin!"

Haar ogen spuwen vuur wanneer ze me vertelt hoe haar vader haar deze week heeft toegesproken. Mandy zit in 2 gymnasium en staat voor de Klassieke Talen zwaar onvoldoende. We hebben een eerste gesprek in een reeks gesprekken over ‘leren leren’.

“Ik moest dit weekend eigenlijk leren voor mijn toets Latijn, maar dat lukte gewoon niet. Ik had écht geen zin. En dat mijn vader dan doodleuk zegt: Dan maak je maar zin! Dat vind ik zo mega-dom. Dat kan dus niet.”

Irritante uitspraken van ouders. Ze kan er nog wel een paar noemen:

  • “Je had eerder moeten beginnen met leren” (ja hè hè, dat weet ik zelf ook wel)
  • “Denk positief. Kop op, je kunt het” (alsof alle problemen dan opeens weg zijn)
  • “Je moet eerst beginnen, dan komt de rest vanzelf” (ik moet niks. Dat bepaal ik zelf wel)
  • “Het is gewoon een kwestie van doen” (hoezo gewoon, het is voor mij niet te doen!)

Eerlijkheidshalve heb ik dergelijke zinnetjes ook wel eens thuis geroepen. Ik hoor het mezelf nog zeggen: “Het leven bestaat nu eenmaal niet alleen uit leuke dingen.” Echt waar, dat zei ik!

En waar thuis dan ‘de kont tegen de krib’ komt, lukt het in een coachingsgesprek om de impact van zo’n zinnetje met een leerling uit te pluizen. Wat maakt dat de leerling juist van deze uitspraak jeuk of braakneigingen krijgt?

Met Mandy beland ik door de opmerking “dan maak je maar zin!” in een heel gesprek over het woordje ‘zin’. Muziek is belangrijk voor haar. En haar zaterdagen op de manege. Het waardevolle van school zijn vooral haar vriendinnen; de lessen zijn oersaai. Nou is Mandy- net als veel van de leerlingen die ik begeleid- verbaal goed onderlegd. Dus voor we het weten hebben we een uur lang een interessant gesprek gevoerd over ‘het ervaren van zin’. De harde schoolbel klinkt en we maken snel een afspraak voor volgende week.

Op de fiets naar huis blik ik terug. Ben ik nou tevreden over dit gesprek of niet? De start is gemaakt, de verbinding is gelegd. Maar ik vind dat ik me teveel heb laten meeslepen door haar bespiegelingen over de zin van het leven. Hoe kan ik dit volgende week relateren aan schoolwerk en het doen van taken die een leerling onzinnig vindt? Tot hoever reikt zijn of haar invloed om onzinnige situaties te veranderen? En wanneer dat niet kan: wat kun je doen om te veranderen hoe je met zo’n situatie omgaat? Er schieten me wat werkvormen te binnen: Het model van Covey, de Huis van je Leven-methode,…

O ja, ik moet dit dan toch nog wel relateren aan het leren voor die Latijn-toets. Want mijn hulp is ook ingeschakeld voor het wegwerken van onvoldoendes. Eigenlijk heb ik helemaal geen zin om het te hebben over toetsen en cijfers en effectieve leerstrategieën. Maar ja. Die zin ga ik dan maar maken. Of het nou kan of niet.