Kinderen die niet vragen worden overgeslagen

“Mijn docent Duits ziet me aankomen. Dat ga ik echt niet vragen!” Eline – drie VWO- biecht me tijdens onze eerste afspraak in het nieuwe jaar op dat ze eigenlijk niet weet wat naamvallen zijn. “Ik heb hier blijkbaar enorm wat gemist. Ik heb al een heel jaar Duits gehad. Dit had ik allang moeten weten.”

Ik vraag haar op papier te zetten wat ze wél weet over naamvallen, en dat is inderdaad niet veel. Je hebt eerste tot en met vierde en er horen rijtjes bij. Daar houdt het wel zo’n beetje op. Het is in eerste instantie niet aan mij om haar de Duitse grammatica te gaan uitleggen. Wel praten we door over hoe het is om zo’n achterstand te hebben opgelopen. En wat haar weerhoudt om uitleg te vragen.

Ik laat me daarbij inspireren door het gedachtegoed van de grand old lady van het coachvak, Marijke Lingsma. Zij stelt: De kern van coaching is het samen ontdekken hoe de huidige ongewenste situatie in stand wordt gehouden en wat de ander te leren heeft om weer de regie te nemen en te vertrouwen op eigen kracht.

Het gevoel van falen zit Eline behoorlijk dwars en ze schrijft het toe aan eigen luiheid. Ze heeft het boek niet open gehad vorig jaar, en weet nu al dat ze Duits niet gaat kiezen. Ook heeft ze commentaar op de manier van lesgeven, de methode zelf en dat dit vak überhaupt (😉) verplicht is.

Of zij op de basisschool wel eens hulp aan een juf of meester heeft moeten vragen omdat ze iets niet snapte? Eline antwoordt ontkennend. Ze zat alleen met haar vinger in de lucht wanneer ze -zoals altijd- als eerste klaar was met haar werkjes. “Wat moet ik nu doen?” is eigenlijk de enige hulpvraag die ze in haar repertoire heeft.

Het lucht haar zichtbaar al een beetje op om ‘vragen stellen’ te zien als een vaardigheid waar ze een achterstand in heeft, maar waar ze dus beter in kan worden. Pas als je aangeeft dat je iets niet snapt, krijg je extra uitleg. Als je durft tenminste. En durf je dat niet: kinderen die niet vragen lopen kans overgeslagen te worden.

Samen maken we een plannetje hoe ze de komende week de naamvallen kan leren begrijpen, in plaats van ze weg te denken, goeie antwoorden te gokken en te hopen dat het niet belangrijk is. We vinden een handige site met uitleg en oefeningen, ze weet wel een klasgenoot die haar misschien wat kan uitleggen en ik leg haar een paar basisprincipes over naamvallen uit. Haar docent Duits durft ze nog niet aan, maar ze wil wel bij een andere docent uitproberen hoe het voelt om een vraag te stellen.

Zelf benoemt ze ongevraagd nog een andere factor die meespeelt: “Gelukkig hebben we nu weer in real life les. Bij de online-lessen was het al helemaal not-done om een vraag te stellen. Dat deed niemand. Nu is het minder gek om je vinger op te steken. Al zou het nog fijner zijn, wanneer de docent -zoals vóór Corona- langs ieder tafeltje liep en je dus niet de aandacht van iedereen krijgt als je een vraag stelt.” Wow, hier leer ik weer van. Dit maakt me nieuwsgierig welke alternatieven docenten hebben bedacht voor hun rondje door de klas. Daar ga ik eens naar vragen. Of … is dat een rare vraag en zou dat heel gek zijn?